Voor kwijtscheldingsvrijstelling is situatie ten tijde van sluiten overeenkomst van belang
Belanghebbende exploiteert een autobedrijf en een tank- en servicestation. Vanwege de slechte financiële situatie wordt het autobedrijf in 1993 gesloten. Belanghebbende had nog een schuld van € 83.950 aan de importeur. In 1993 spraken ze af dat belanghebbende jaarlijks een bedrag van € 3.850 zou aflossen in de komende 10 jaren. Indien belanghebbende aan zijn aflossingsverplichtingen zou voldoen, dan zou hem in 2003 (na de laatste aflossingstermijn) kwijting worden verleend voor de dan nog resterende schuld van € 45.450. Op dat moment had belanghebbende met het tank- en servicestation een financieel goedlopende onderneming. In 2003 weigerde de inspecteur de kwijtscheldingswinstvrijstelling, omdat de rechten van de schuldeiser (weer) voor verwezenlijking vatbaar waren.
De Hoge Raad oordeelt dat de kwijtscheldingswinst wordt behaald in 2003, maar dat de opschortende werking er niet toe leidt dat de rechten ook in 2003 zijn prijsgegeven. Voor de kwijtscheldingswinstvrijstelling is de (financiële) situatie ten tijde van het sluiten van de overeenkomst van belang. Destijds in 1993 was sprake van een slechte financiële situatie, zodat belanghebbende een vrijgestelde kwijtscheldingswinst behaalde van € 45.450.
‘Het oordeel van de Hoge Raad levert mogelijkheden op voor financieel slecht draaiende ondernemingen om de kwijtscheldingswinstvrijstelling optimaal te benutten,’.
Bijlagen:
[ Bron: pleinplus ]