Opschorten salaris niet hetzelfde als stopzetten

De regel is dat een werknemer geen recht heeft op uitbetaling van loon bij ziekte als hij weigert mee te werken aan afspraken over de door werkgever en arbeidsdeskundige gegeven re-integratievoorschriften. De werkgever moet daarbij wel goed het onderscheid maken tussen opschorting en stopzetting van loon (de zogeheten loonsanctie), zo blijkt uit een beslissing van Hof Leeuwarden.

De zaak gaat als volgt. Een werknemer is werkzaam als internationaal vrachtwagenchauffeur. Nadat hij al verschillende keren door ziekte is uitgevallen, kan hij vanwege fysieke klachten de werkzaamheden vanaf 26 september 2005 niet meer verrichten. Van 14 augustus 2006 tot 2 januari 2007 verricht hij nog wel op arbeidstherapeutische basis, in het kader van het zogenoemde ‘tweede spoor’, chauffeurswerkzaamheden voor een andere bv.
­
In mei 2007 komt uit een arbeidsdeskundig onderzoek het advies naar voren om de werknemer naar ander werk te laten zoeken bij een andere werkgever. Maar deze geeft op 16 juni 2007 tegenover het arbeidsdeskundig bureau te kennen dat hij dat niet wil. Hij verwacht op korte termijn weer als internationaal vrachtwagenchauffeur aan de slag te kunnen en daarom wil hij het deskundigenoordeel van het UWV afwachten.
­
Vanwege deze werkhouding krijgt de werkgever het advies om het salaris van de werknemer op te schorten, hetgeen hij met ingang van 15 juni 2007 doet: hij geeft de werknemer schriftelijk te kennen over te gaan tot opschorting van het salaris, omdat de werknemer zich niet houdt aan de door werkgever en arbeidsdeskundige gegeven re-integratievoorschriften.
­

De werkgever heeft er geen vertrouwen meer in dat de man zijn werk als internationaal vrachtwagenchauffeur zou kunnen hervatten, doordat hij bij herhaling is uitgevallen in zowel zijn eigen werkzaamheden als in die als chauffeur bij de andere bv. Het deskundigenoordeel van het UWV geeft de werkgever gelijk: ook het UWV oordeelt dat er voor de werknemer geen mogelijkheden zijn om de eigen werkzaamheden bij de eigen werkgever te hervatten.

 


Poortwachter


Het UWV oordeelt verder dat de werkgever conform de richtlijnen van de Wet Poortwachter het salaris van de werknemer heeft opgeschort, aangezien deze heeft geweigerd om mee te werken aan de re-integratie naar een andere werkgever. Daarop deelt de werkgever de werknemer op 23 juli 2007 schriftelijk mee dat hij de loondoorbetaling stopzet, aangezien hij op geen enkele wijze heeft meegewerkt aan het vinden van ander werk bij een andere werkgever.
­
Vervolgens stelt de werknemer bij brief van 8 augustus 2007 dat hij zich op 26 juli 2007 alsnog beschikbaar heeft gesteld om ook extern op zoek te gaan naar passend werk met behulp van een re-integratiebureau en daarom om hervatting van de salarisbetalingen verzoekt. Op 21 augustus 2007 meldt de werkgever dat hij bereid is om dat vanaf 26 juli te doen. Op 1 november 2007 wordt de arbeidsovereenkomst uiteindelijk beëindigd, waarna de werknemer vervolgens onder meer ook zijn salaris over de periode van 15 juni 2007 tot 26 juli 2007 vordert. De werkgever is daar niet toe bereid en beroept zich daarbij op het feit dat de werknemer geen recht heeft op uitbetaling van loon bij ziekte als hij weigert mee te werken aan de door de werkgever of de door hem ingeschakelde deskundige gegeven adviezen die beogen om de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten.


Opschorten van salaris


De kantonrechter stelt de werknemer deels in het gelijk. In hoger beroep overweegt Hof Leeuwarden dat de werknemer op grond van art. 7:660a BW verplicht is om mee te werken aan zijn re-integratie, waaronder ook begrepen kan zijn het zoeken naar ander passend werk, terwijl art. 7:629, derde lid BW aan de werknemer het recht op doorbetaling van loon tijdens ziekte ontzegt als hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken om passende arbeid te verkrijgen.
­
Op grond van de feiten van het geval en de deskundigenadviezen vindt het hof dat de werkgever het salaris over de periode van 23 tot 26 juli 2007 terecht heeft geweigerd. Bij brief van 23 juli 2007 heeft hij immers onomwonden aangekondigd te zullen stoppen met doorbetaling van loon. Over de periode van 15 juni tot 23 juli 2007 heeft de werknemer echter wel recht op doorbetaling van salaris. De werkgever heeft namelijk gezegd dat hij het salaris zou opschorten, maar dat is niet hetzelfde als stopzetten. Opschorting is geregeld in art. 7:629, zesde lid BW. Zodra de grond voor opschorting komt te vervallen, dient het salaris alsnog te worden uitgekeerd. Daar doet volgens het hof niet aan af dat de werkgever achteraf bezien het salaris ook per 15 juni 2007 had kunnen stopzetten conform art. 7:629, derde lid BW.

Bijlagen:

[ Bron: Vakblad voor de MKB-Adviseur (Kluwer) ]

Geplaatst op: dinsdag 10 mei 2011 om 16:41 uur
terug