De vergeten echtgenoot (deel 2)

We herinneren ons nog goed, dat éénmans-bv’s vanaf 1 januari 2009 geen loonaangifte meer zouden hoeven doen voor de directeur-grootaandeelhouder (dga). Het zou te ver voeren om nu in te gaan op de redenen waarom die regeling uiteindelijk in het nu bij de Tweede Kamer voorliggende Wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2009 (OFM 2009) wordt ingetrokken. Opvallend is echter wel, dat in de maatregelen rond de beëindiging van de inhoudingsplicht voor de dga geen rekening werd gehouden met de meewerkende echtgenoot van de dga. De inhoudingsplicht zou dus niet beëindigd worden als op de loonlijst van de bv niet alleen de dga, maar ook de meewerkende echtgenoot stond. Maar ook in de nu voorgestelde regeling is de meewerkende echtgenoot vergeten. Wat is het geval?

 

Het Wetsvoorstel OFM 2009 voorziet in een zeer praktische regeling, die het in holdingsituaties mogelijk maakt de dga ‘te verlonen’ vanuit de holding. In de praktijk is dat heel gebruikelijk. Wat is er nu zo praktisch aan de voorgestelde regeling? Dat de meeste dga’s niet meer van de Belastingdienst een beschikking hoeven te ontvangen waarin wordt goedgekeurd, dat de holding het loon uitbetaalt en de loonheffingen aan de Belastingdienst betaalt. Voor zo’n beschikking moeten de dga, de holding en de werk-bv nu nog formeel een verzoek indienen bij de Belastingdienst. In de praktijk verzoekt (vrijwel) niemand, ook niet belastingadviseurs, om toepassing van deze zogenoemde doorbetaaldloonregeling.

Maar als de echtgenoot op de loonlijst van de holding staat, dan is het zeer de vraag of de holding zonder goedkeuring van de Belastingdienst de loonheffingen voor de meewerkende echtgenoot mag afdragen. De echtgenoot moet daarvoor een aanmerkelijk belang in de holding en de werk-bv hebben. In de praktijk komt dat meestal neer op de vraag of de aandelen in de holding (die meestal op naam staan van de dga), behoren tot een huwelijksgoederengemeenschap tussen de dga en zijn echtgenoot.  Behoren de aandelen tot een huwelijksgoederengemeenschap, dan hoeft voor de echtgenoot geen beschikking voor verloning uit de holding te worden aangevraagd. Maar als de aandelen niet in een huwelijksgoederengemeenschap vallen, dan moet voor de echtgenoot eerst worden verzocht om de zogenaamde toepassing van de doorbetaaldloonregeling.

Conclusie:
Het huwelijksvermogensrecht bepaalt of de meewerkende echtgenoot op de loonlijst van de holding moet verzoeken om toepassing van de doorbetaaldloonregeling. Voor de praktijk zal dat vaak te veel gevraagd zijn. Waarom ook zou het huwelijksvermogensrecht van belang zijn voor de loonaangifte? Waarom moet voor de meewerkende echtgenoot (soms) wel worden verzocht om de loonheffingen door de holding te laten betalen en voor de dga zelf niet? En tot slot de vraag die wij ook bij het ministerie van Financiën onder de aandacht zullen brengen: kan dat nou niet anders?

Geplaatst op: vrijdag 21 augustus 2009 om 07:59 uur
terug