Hoge Raad wil niet aan navordering over 'foutje' van ruim 3 mln

Een belastingplichtige deed zijn IB-aangifte over 2001 op diskette en diende twee keer een onleesbare diskette in. De derde diskette voldeed wel en de inhoud hiervan werd door de Belastingdienst geautomatiseerd overgenomen. In het invulveld voor betaalde hypotheekrente vulde de belastingplichtige zowel de eigenwoningrente (3.419 euro) als de eigenwoningschuld (63.502) in, zodat hier een bedrag van 3.419.635 euro was vermeld. Het belastbaar inkomen op basis van de foutieve aangifte bedroeg negatief 3.390.453 euro.
Op de eerste aangifte op diskette, die voor de Belastingdienst niet leesbaar was geweest, maar waarvan de belastingplichtige wel een uitdraai had gemaakt, had echter wel degelijk het juiste bedrag gestaan.
 
Hof Den Bosch oordeelde dat de inspecteur niet kon navorderen omdat hij in dit geval, mede gelet op de inkomenspositie en leeftijd van de belastingplichtige, een nader onderzoek had moeten instellen. De gevolgen van het bewust toepassen van een werkwijze waarbij aangiften geautomatiseerd worden geregeld moesten volgens het Hof voor rekening van de inspecteur komen.
 
De Staatssecretaris ging niet in cassatie.
 
Advocaat-Generaal Niessen stelde op 14 juni 2007 cassatie in het belang der wet in tegen de uitspraak omdat er "maatschappelijk ongewenste resultaten" dreigden op te treden.
Hij oordeelde dat de belastingplichtige zich niet op de foutieve aanslag kon beroepen. Niessen achtte navordering ook mogelijk wanneer een aanslag is opgelegd conform een aangifte waarin een belastingplichtige onopzettelijk een fout heeft gemaakt waardoor de aanslag zoveel voordeliger voor de belastingplichtige is dan deze bij een juiste toepassing van de wet zou zijn geweest, dat geen redelijk denkend mens, mede gelet op de aard van die fout, kan menen dat de aanslag op het juiste bedrag is vastgesteld.
 
De Hoge Raad stelt echter dat het niet op de weg van de Hoge Raad ligt om zijn uitleg van artikel 16 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) te herzien in verband met de (veranderde) werkwijze van de Belastingdienst, en te beslissen of de grenzen van de navorderingsmogelijkheden van de fiscus opnieuw moeten worden afgebakend.
Die beslissing is, mede gelet op het rechtspolitieke karakter daarvan, aan de wetgever, na een (openbaar) debat over de daaraan verbonden aspecten.

Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.

Bron: Elsevier

Geplaatst op: dinsdag 11 december 2007 om 19:56 uur
terug